N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Westelijke Jordaanoever
Palestina Volgens het Israëlische leger is de inval in het stadje Qalqilya, waarbij donderdag een veertienjarige Palestijnse jongen overleed, onderdeel van ‘anti-terreur’-activiteiten.
De gedode Palestijnse jongen.
Foto Zain JAAFAR / AFP
Het Israëlische leger heeft in de nacht van woensdag op donderdag een veertienjarige Palestijnse jongen doodgeschoten op de bezette Westelijke Jordaanoever. Dat maakten het Palestijnse ministerie van Volksgezondheid en het officiële Palestijnse persbureau Wafa bekend. Zoals gebruikelijk schaarde het Israëlische leger de operatie in het stadje Qalqilya binnen haar „anti-terreur”-activiteiten.
Bij de Israëlische inval zou het leger normale en rubberen kogels, geluidsgranaten en traangas hebben afgevuurd op de bewoners en hun huizen, aldus Palestijnse autoriteiten. De veertienjarige jongen werd in het hoofd geraakt en overleed aan zijn verwondingen. Het Israëlische leger wilde naar eigen zeggen met geweerschoten de „relschoppers die met stenen en molotovcocktails naar de Israëlische strijdkrachten gooiden” uit elkaar drijven.
Woensdag werd in een vluchtelingenkamp in de stad Nablus op de Westelijke Jordaanoever ook al een 23-jarige Palestijn gedood in wat het Israëlische leger eveneens omschreef als een „anti-terreur-operatie”. Ook dinsdag doodde het in dezelfde stad drie Palestijnen, die volgens Israël verbonden waren aan de militaire vleugel van Hamas.
Volgens de Verenigde Naties is 2023 hard op weg om het dodelijkste jaar voor Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever te worden sinds de organisatie in 2005 begon met het bijhouden van dodelijke slachtoffers. De afgelopen maanden nam het gewapende geweld in de regio toe. Verschillende delen van de Westelijke Jordaanoever waren het afgelopen jaar meermaals het middelpunt van Israëlische invallen, waarbij burgers niet worden ontzien. Een telling van het Franse persbureau AFP donderdag komt uit op ten minste 230 doden (203 Palestijnen, 27 Israëliërs) die verband houden met de Israëlische bezetting.
In Israël zelf was het in de afgelopen week onrustig vanwege een wetsvoorstel van de ultrarechtse regering-Netanyahu. De wet begrenst de macht van het Hooggerechtshof om rechterlijke toetsing uit te voeren aanzienlijk. Ondanks talrijke protestmarsen stemde het parlement maandag in met de wet.
Zijn koelbox heeft de wegenwacht alvast volgestopt met flesjes water. Die deel hij straks uit aan de reizigers die hij aantreft met pech in de berm. Johan Helfensteijn – wit snorretje, fluorescerend groen pak aan – is 64 en werkt al 41 jaar als wegenwacht in de omgeving van Amsterdam en de Zaanstreek. „Geen dag is hetzelfde”, zegt hij terwijl hij zijn gele bus maandagmiddag naar de eerste pechmelding van zijn dienst stuurt: de stekker van een elektrische auto blijft vastzitten in een laadpaal – zo gefixt. In de bus liggen extra accu’s. „Veel mensen denken dat accu’s in de winter kapotgaan, maar eigenlijk kunnen ze heel slecht tegen de warmte.”
De hitte laat zich dezer dagen gelden. Accu’s raken oververhit, auto’s hebben problemen met starten en controlelampjes branden niet. De ANWB verwacht maandag, bij temperaturen van rond de dertig graden, zo’n 4.400 pechmeldingen. Dat zijn er „aanzienlijk meer” dan op andere dagen, zegt een woordvoerder. Normaliter krijgt de organisatie ongeveer 3.800 telefoontjes. „Het piekt in de ochtend, namiddag en avond, wanneer de temperatuur stijgt en mensen de weg op gaan.”
Dinsdag verwacht de ANWB „vanwege de hoge temperatuur ook een drukke dag”. Een cijfer kan de organisatie nog niet geven.
De ANWB werkt met een hitteprotocol. Dat betekent: extra wegenwachters inzetten – wat hun aantal in het totaal op zo’n vierhonderd brengt – en in steden en drukke kustplaatsen een motor of elektrische fiets gebruiken. „Zodat ze sneller ter plaatse kunnen zijn.” Online geeft de organisatie tips, zoals: ramen en deuren openen, de koelvloeistof controleren en niet in de volle zon parkeren.
Helfensteijn deelt een flesje water uit: „Geen dag is hetzelfde.” Foto Olivier Middendorp
Baby
„Hatsikidee”, zegt Helfensteijn bij elke nieuwe pechmelding die hij via de telefoon binnenkrijgt. Het ‘pechaanbod’ in deze regio staat deze middag op 29. Bij 50 spreken ze van code rood – dan mag maximaal 25 minuten aan een auto worden gesleuteld.
Op de parkeerplaats voor een Vomar-vestiging wacht Naomi Nijendorff (29) met haar baby en een vriendin op de ANWB-bus. Nijendorff, tatoeages op de bovenarm en been, roze waaier in de hand, komt uit Almere en pimpt schoenen op bestelling. Ze reden naar Amsterdam om vis te eten – calamari met sardientjes. „Hadden we dat maar nooit gedaan”, zegt Nijendorff. Op een kruispunt sloeg de auto plots af. Een omstander hielp de wagen naar de parkeerplaats te duwen.
Mensen denken dat accu’s in de winter kapotgaan, maar ze kunnen juist slecht tegen de warmte
Ruim een uur staat Helfensteijn gebogen over de motorkap. Zijn handen worden steeds zwarter. In de hitte duurt het wachten lang. De kinderwagen met de baby staat onder de schaduw van een boompje. Dan concludeert Helfensteijn: „We hebben ons best gedaan, maar de ontsteking werkt niet meer.” De auto moet worden weggetakeld naar een garage. Nijendorff heeft geen recht op wat in ANWB-jargon een ‘vas’ wordt genoemd; een vervangende auto. Ze belt een taxi.
De volgende melding. Een vader, moeder en zoon wachten op een houten bankje in de schaduw van hun rijtjeshuis. Hun auto „stottert”. Wegenwachter Helfensteijn concludeert al snel: „Dit gaat ’m niet worden.” Het gasklephuis, dat zich tussen de luchtfilter en de motor bevindt, is stuk. „Dat kan zomaar door de warmte komen.” Ook deze auto moet worden weggetakeld, dit gezin krijgt wel een vervangende auto.
„Als het verkeerd gaat, gaat het verkeerd”, zegt deze man die met tot stilstand is gekomen langs de weg. Foto Olivier Middendorp
Volvo
Later op de middag geeft Helfensteijn een flesje uit de koelbox aan een 74-jarige man die op weg naar Purmerend ook op een takelauto moet wachten. „Als het verkeerd gaat, gaat het verkeerd”, zegt die berustend. Op de parkeerplaats van een MacDrive krikt Helfensteijn even later een zwarte Volvo omhoog. Het rechtervoorwiel is geblokkeerd. „De hitte”, concludeert hij.
Deze dienst valt het mee met de incidenten vanwege de warmte. Eind van de week rijdt Helfensteijn met z’n bus naar de Dordogne, zijn vrouw met hun eigen auto erachteraan. Zes weken lang werkt hij dan voor Nederlandse vakantievierders die op de camping autoproblemen hebben. „Dat avontuur is altijd de kers op de taart, je bent als pechhulp harstikke blij als je erheen mag.”
Helfensteijn, zijn ringtone is de toeterende jingle van NOS Radio Tour de France, is gek van Frankrijk. „Je hebt er nog zoveel ruimte.” Eind van de zomer gaat hij met pensioen, dan rijdt hij naar Frankrijk om zich er te vestigen.
Opmerkelijk: vanuit Zuid-Europa, waar het momenteel boven de veertig graden is, krijgt de ANWB relatief weinig meldingen van Nederlanders met hitteproblemen. „Vakantiegangers passen hun gedrag aan: ze reizen vroeg in de ochtend of later op de dag”, zegt een ANWB-woordvoerder.
Het hitteprotocol van de ANWB betekent: extra wegenwachters en in steden of drukke kustplaatsen een motor of elektrische fiets gebruiken. Foto Olivier Middendorp
Lees ook
De ‘phonefixers’ van de ANWB zijn wegenwacht, maar dan op een bureaustoel : ‘150 zegt u? Bergop? Dan is er niets aan de hand’
Een paar maanden geleden wist Dina (11) nog niet wat Keti Koti betekent. Ja, iets met vrijheid, dat had haar moeder weleens uitgelegd. Ze was ook een keer met haar zusje op 1 juli naar een soort festival geweest, met optredens van zangers en rappers en veel mooi aangeklede mensen. „Superleuk, maar ik had eigenlijk geen idee waar het echt over ging.”
Nu kan ze je van alles vertellen over de herdenking van de afschaffing van slavernij in Suriname en de Nederlandse Antillen. Over wanneer dat gebeurde („1863”) en wat de tot slaaf gemaakten is aangedaan („Ze werden allemaal mishandeld, verkocht en soms vermoord.”) Dina’s klas, groep 8 van de Amsterdamse basisschool Piet Hein, deed mee aan Keti Koti Junior: een lesprogramma over het Nederlandse slavernijverleden. Ter afsluiting zijn ze deze vrijdag, samen met leerlingen van zestien andere deelnemende scholen, in het Wereldmuseum.
In de monumentale museumhal zitten zo’n driehonderd kinderen op klapstoeltjes – de andere helft komt vanmiddag. Hun enthousiasme is overweldigend: docenten en medewerkers bedekken hun oren als Kofi Ogún het podium betreedt en de scholieren welkom heet. Ogún, bestuurder van het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) benadrukt nog eens het thema van dit jaar: veerkracht. „Keti Koti gaat natuurlijk over slavernij, maar óók hierover: geloven in jezelf, sterk zijn. Dat is belangrijk. Zonder die kracht zouden we hier nu niet staan.”
Een paar leerlingen houden ‘sankofa’s’ omhoog: mythische vogels uit West-Afrika
NiNsee nam zes jaar geleden het initiatief voor Keti Koti Junior. Het idee van dit educatieve programma is dat kinderen niet alleen les krijgen over de pijnlijke kanten van de Nederlandse geschiedenis, maar er ook zelf mee aan de slag gaan. Ze maken bijvoorbeeld een Keti Koti Junior Journaal en doen creatieve opdrachten, begeleid door kunstenaars.
De resultaten zijn overal in de zaal te zien: op het podium prijkt een diorama – een soort kijkdoos – geïnspireerd op het werk van de Surinaams-Arubaanse kunstenaar Rita Maasdamme. Een paar leerlingen houden sankofa’s omhoog: mythische vogels uit West-Afrika. Ze dragen gouden eieren bij zich en vliegen vooruit terwijl ze naar achteren kijken. Deze vogel, vertelt presentator Raïsha Zeegelaar, symboliseert dat je door te reflecteren op je afkomst met meer inzicht vooruit kunt gaan.
Dima Tkachuk (11), kunstenaar Isan Corinde en Tikhon Romanychev (11) met hun zelfgemaakte ‘voetmat’. Foto Bram Petraeus
Citotoets
Vooralsnog doen alleen Amsterdamse scholen mee aan Keti Koti Junior. NiNsee hoopt het programma landelijk uit te breiden. Veel politici – van onder meer NSC, SP en VVD – pleitten onlangs in een debat in de Tweede Kamer voor meer aandacht voor het slavernijverleden in het onderwijs. Demissionair minister Judith Uitermark (Binnenlandse Zaken, NSC) liet weten dat opnieuw naar de inhoud van geschiedenislessen wordt gekeken. In de toekomst, zei ze, zal meer worden stilgestaan bij het koloniale verleden van Nederland en de slavernij.
„Focus!” roept Raïsha Zeegelaar op het podium. „Doe maar alsof we een Citotoets gaan maken.” Het is tijd voor een quiz: twaalf kinderen strijden om een boek, maar vooral om de eer van hun school. Ze weten bijna alles: hoe je de oorspronkelijke inwoners van een land noemt (de inheemsen), welke landen géén kolonie van Nederland waren, hoe lang een stuk suikerriet kan worden (zes meter). Er moet een bonusvraag aan te pas komen: hoelang bestaat het slavernijmonument, hier vlak bij in het Oosterpark? Een jongen heeft het juiste antwoord: 23 jaar. Zeegelaar: „Applaus voor deze strijder!”
Slaafgemaakten werden allemaal mishandeld, verkocht en soms vermoord
Dina zegt na afloop dat ze het meest genoot van de optredens. Ze heeft veel gedanst en meegezongen. De vrouwen die in koto (Surinaamse traditionele klederdracht) door de zaal liepen, vond ze indrukwekkend: „Zó kleurrijk, zó mooi.” Ze vindt het goed dat steeds meer Nederlanders Keti Koti vieren. „En dat de minister-president sorry heeft gezegd voor wat zijn voorouders hebben gedaan.”
Dat sommige mensen vinden dat de slavernij al heel lang geleden is en niet meer belangrijk, kan Dina zich niet voorstellen. „Als je in een land woont, moet je toch het verleden kennen?”
Dina Tsegaye (11): „Als je in een land woont, moet je toch het verleden kennen?” Foto Bram Petraeus
Lapjesdeken
Klasgenootjes Tikhon (11) en Dima (11) zijn het roerend eens met Dina. Door de Keti Koti-lessen ontdekten ze „meer van de wereld”. Dit onthielden ze zoal:
Dima: „Dat er wel négenhonderd mensen op een schip vervoerd werden.”
Tikhon: „Dat ze zomaar uit hun huis werden gehaald.”
Dima vindt het „gewoon niet normaal” dat door de slavernij heel veel mensen met een zwarte huidskleur stierven. „Mensen in deze eeuw moeten dat ook weten.”
Ze laten het werk zien dat hun klas maakte met kunstenaar Isan Corinde. Het is een ‘voetmat’: een soort lapjesdeken die de kunstenaar tijdens zijn jeugd in Suriname veel zag. Ze leerden ervan, vertellen de jongens, dat de Marrons, de afstammelingen van Afrikanen die door slavenhalers naar Suriname werden gebracht, zelf allerlei producten maakten om te overleven. Dima: „En dat je, als je niks hebt, van niets alles moet maken.”
Dinsdag moeten ze naar school, maar ze hopen dat 1 juli ooit officieel een vrije dag wordt. „Het gaat over heel Nederland, en over iedereen.”
Lees ook
De Keti Koti jeugdherdenking is een rituele performance: ‘Theater is doen alsof, dit is echt’
Zion – in de film The Matrix (1999) is het de laatste, onderaardse schuilplaats van de mensheid in een door machines beheerste wereld. Voor Theodor Herzl (1860-1904), grondlegger van het zionisme, hield de naam van de berg Zion (ook wel gebruikt voor Jeruzalem of Israël) de belofte in van een eigen staat voor het vervolgde Joodse volk in de diaspora.
Het zionisme van Herzl, woonachtig in het Habsburgse rijk en een bewonderaar van de Europese cultuur, was niet religieus, maar seculier en koloniaal-nationalistisch. Een Joodse staat zou, meende hij, een buffer zijn van Europese beschaving in het oosten.
Zionisme kwam als nationalistische beweging eind negentiende eeuw op onder invloed van een golf moorddadige pogroms in tsaristisch Rusland. In Frankrijk brak het Dreyfus-schandaal uit (1894), een antisemitische campagne tegen een Joodse officier. Herzl raakte ervan overtuigd dat Joden op het Europese continent geen toekomst hadden.
Theodor Herzl raakte ervan overtuigd dat Joden op het Europese continent geen toekomst hadden
Nieuwe pogroms in Midden- en Oost-Europa na de Eerste Wereldoorlog leken hem gelijk te geven. Ook andere minderheden ijverden voor een eigen staat in de grote herschikking van nationaliteiten die volgde op de oorlog en het instorten van drie grote rijken: het Russische, Habsburgse en Ottomaanse.
Onder Joden had het zionisme aanvankelijk weinig steun. Ultra-orthodoxe Joden verwierpen het seculiere zionisme (en doen dat nog altijd) als godslasterlijk: alleen God kan Israël doen herrijzen. Vele anderen zagen het als een bedreiging voor hun integratie in Europese samenlevingen en vreesden dat het munitie zou worden voor antisemieten die van hen af wilden. Christelijke zionisten zagen op hun beurt om religieuze – en soms antisemitische – redenen juist wel heil in het vertrek van Joden naar het Heilige Land.
Koloniaal
Koloniaal was het zionisme expliciet, zij het niet als verlengstuk van een Europees moederland. De eerste generaties zionisten maakten geen geheim van hun wens om zoveel mogelijk grondgebied van de inheemse Arabische bevolking te verwerven, door koop of, later, verovering.
Palestina was destijds geen land maar een administratief district van het Ottomaanse Rijk; de naam Palestina, een verwijzing naar Bijbelse vijanden van de Joden, was een vondst van de Romeinse keizer Hadrianus (76-138) om de Joodse geschiedenis uit wissen. Nadat de Ottomanen in de Eerste Wereldoorlog door de Britten met Arabische hulp waren verslagen, werd Palestina Brits mandaatgebied, als opmaat naar onafhankelijkheid.
Lees ook
Popartiesten als Bob Vylan en Douwe Bob voelen zich genoodzaakt zich uit te spreken om Gaza-oorlog
Het zionisme telde al snel verschillende stromingen. Uit het politieke zionisme van Herzl kwam het linkse ‘arbeiderszionisme’ voort, dat een beroep deed op de Joodse arbeidersklasse om naar kibbutzim (nederzettingen) te komen. Het meest militante en agressieve zionisme, het ‘revisionistische’ van Ze’ev Jabotinski (1880-1940) uit Odesa, wilde een „ijzeren muur” om het zionisme bouwen. Onder Joodse intellectuelen als Martin Buber en Hannah Arendt raakte het zionisme omstreden.
Steun van westerse mogendheden voor het zionisme sprak allerminst vanzelf. In de Balfour Verklaring (1917), een cruciale zionistische overwinning, sprak de Britse regering steun uit voor „een Joods thuis in Palestina”. Tegelijk spiegelden de Britten hun Arabische bondgenoten een ‘groot-Syrië’ voor én verdeelden ze de regio met de Fransen. In de jaren dertig kwamen de Palestijnen in opstand, keerden de Britten zich van het zionisme af en beperkten ze Joodse immigratie.
Na een mislukte poging het land te verdelen, droeg Engeland Palestina over aan de Verenigde Naties, die met een nieuw plan kwamen dat in 1948 leidde tot het uitroepen van de staat Israël en oorlog. Verdrijving en vlucht van 750.000 Palestijnen was het gevolg, de Nakba (catastrofe).
Onvoorwaardelijk was de steun voor Israël toen niet. De Verenigde Staten waren sceptisch. President Harry Truman, die met het zionisme sympathiseerde, gaf de doorslag. Nederland erkende Israël formeel pas in 1950, uit angst dat dit de Indonesische vrijheidsstrijd zou voeden.
Arabische staten en de Sovjet-Unie brandmerkten Israël, ondanks de ambivalente relatie van het zionisme met Europa, al snel als het product van kolonialisme en racisme.
In het Westen won later het idee terrein dat Israël een voorbeeld is van settler colonialism dat zich eerder had gemanifesteerd in de Amerika’s, Afrika en Australië. Zo veranderde ‘zionist’ van een ideaal in een scheldwoord. Zionisme is een politieke ideologie, maar ook een reservoir van hevige emoties, van hoop en verwachting tot angst en afkeer, aldus historicus Derek Penslar in Zionism. An Emotional State (2023).
Messianistisch
Sinds de jaren negentig heeft het zionisme in Israël steeds meer een messianistische en ook openlijk racistische lading gekregen: het streven naar inlijving van het hele bijbelse land en verdrijving van de Palestijnen. Sommige kenners zien het begin daarvan bij de verovering in 1967 van geheel Jeruzalem, de stad van de Joodse tempel. Anderen zien een keerpunt in de moord in 1995 door een Joodse extremist op premier Rabin, die vrede zocht met de Palestijnen. Er wordt ook gewezen op de immigratie van Amerikaanse, Russische en Noord-Afrikaanse Joden, mizrahim, die het zionisme onverzoenlijker zou hebben gemaakt.
Extremistische zionisten zitten intussen in de Israëlische regering. Premier Netanyahu doet er alles aan om antizionisme gelijk te stellen aan Jodenhaat. Dat miskent dat ook Joden antizionisten kunnen zijn, zoals Herzl heel goed wist. Tegelijk bewerkstelligt Netanyahu wat liberale verdedigers van Israël vrezen: dat „zionisten” een synoniem wordt voor „Joden”. Netanyahu zou dat toejuichen – net als de meest fanatieke vijanden van de „zionistische entiteit”, zoals Iran Israël noemt.